De middeleeuwen danken hun naam ("middel-eeuwen", tussentijd) aan het feit dat men deze periode tijdens de renaissance als een tussenperiode beschouwde. Met middeleeuwen wordt de periode tussen oudheid en nieuwe tijd aangeduid in de geschiedenis van Europa. Gewoonlijk laat men de middeleeuwen rond 300 na Christus beginnen. Ten aanzien van het einde van de middeleeuwen bestaat grotere consensus. De meeste historici laten de nieuwe tijd kort voor 1500 beginnen.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen: de Grieks-Romeinse beschaving, het christelijk geloof, die op het grondgebied van het Romeinse Rijk ontstonden of verder ontwikkelden en Germaanse tradities, die door later het Rijk binnenvallende volkeren zijn meegebracht. Daarnaast hebben ook de Kelten invloed gehad op de middeleeuwse cultuur, maar het is vaak moeilijk deze aan te tonen. Deze invloeden kunnen zich op allerlei terreinen uiten: in landbouwmethoden, rechtsgewoonten of bijgeloof.
De middeleeuwen kunnen onderverdeeld worden in drie periodes, te weten de vroege, de hoge en de late middeleeuwen.
Het Oost-Romeinse Rijk tussen 527 en 565. De oranje gebieden zijn tijdens de heerschappij van Justinianus I heroverd, voornamelijk door zijn generaal Belisarius
Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk is het rijk dat in de late oudheid en de daaropvolgende middeleeuwen een groot deel van het oostelijke Middellandse Zeegebied besloeg, met als hoofdstad Constantinopel. Wat nu het Oost-Romeinse Rijk wordt genoemd was de overgebleven oostelijke helft van het Romeinse Rijk nadat het westelijke deel (zie West-Romeinse Rijk) uiteindelijk ten onder ging door o.a. de Grote Volksverhuizing en interne instabiliteit tijdens de 5e eeuw. Hoewel de cultuur, de religie en de taal van het rijk overwegend Grieks waren, beschouwden de Byzantijnen zichzelf als inwoners van het Romeinse Rijk en zagen hun heersers zich niet alleen als de opvolgers van de Romeinse keizers maar zelfs als een ononderbroken continuering hiervan. Het rijk vormde lange tijd een buffer tussen West-Europa en het Arabische Rijk en Centraal-Aziatische rijken als de Seltsjoeken en Mongolen.
Karel de Grote (Duits Karl der Große; Frans en Engels Charlemagne; Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef dat hij met een lengte van 2 meter en 4 centimeter bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw heiligverklaard maar wordt alleen in Aken vereerd.