Insert (SQL)
Een INSERT-opdracht in SQL voegt een rij toe aan een tabel in een databank.
Basisvorm
Insert-opdrachten hebben de volgende vorm:
- INSERT INTO tabel (kolom1, [kolom2, ... ]) VALUES (waarde1, [waarde2, ...])
Het aantal kolommen en waarden moet hetzelfde zijn. Als een kolom niet opgegeven wordt, dan wordt de standaardwaarde gebruikt voor die kolom. De waarden die bij het INSERT
-commando opgegeven (of verondersteld) worden moeten aan alle constraints voldoen (zoals primaire sleutels, CHECK
-constraints, en NOT NULL
-constraints).
Als een of meerdere constraints geschonden worden, dan treedt een syntaxfout op en wordt de nieuwe rij niet toegevoegd.
Voorbeeld:
INSERT INTO telefoonboek (naam, nummer) VALUES ('Piet Janssens', '555-1212');
Als er waarden gegeven worden voor alle kolommen in de tabel, dan mag een kortere notatie gebruikt worden waarbij de volgorde van de kolommen in de tabel moet aangehouden worden:
- INSERT INTO tabel VALUES (waarde1, [waarde2, ...])
Voorbeeld (veronderstellende dat 'naam' and 'nummer' de enige kolommen zijn in de tabel 'telefoonboek'):
INSERT INTO telefoonboek VALUES ('Piet Janssens', '555-1212');