Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Riki(overleg | bijdragen) op 11 sep 2005 om 09:46. (Vertaald uit Engels artikel) Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Een SELECT-opdracht in SQL geeft een verzameling records terug uit één of meer tabellen van een databank.
De opdracht wordt gebruikt om een query uit te voeren die nul of meer rijen ophaalt uit één of meer tabellen van een databank. In de meeste toepassingen is SELECT het meest gebruikte Data Manipulation Language-commando (DML).
Bij SELECT kan je meestal de volgende sleutelwoorden gebruiken:
WHERE – gebruikt om op te geven welke rijen moeten worden opgehaald door middel van één of meerdere criteria.
GROUP BY – gebruikt om rijen met dezelfde waarde samen te brengen in een kleinere groep rijen.
HAVING – gebruikt samen met GROUP BY om te bepalen welke rijen moeten opgehaald worden.
ORDER BY – gebruikt om op te geven welke kolommen moeten dienen om de resultaatgegevens te sorteren.
Voorbeelden
Tabel "T"
Query
Resultaat
C1
C2
1
a
2
b
SELECT * FROM T;
C1
C2
1
a
2
b
C1
C2
1
a
2
b
SELECT C1 FROM T;
C1
1
2
C1
C2
1
a
2
b
SELECT * FROM T WHERE C1 = 1;
C1
C2
1
a
Gegeven een tabel T zal de query SELECT * FROM T; alle rijen en alle velden ophalen uit de tabel.
De query SELECT C1 FROM T; zal alleen de kolom C1 ophalen, en daarvan alle rijen tonen — in relationele algebra noemt men dit een projectie.
De query SELECT * FROM T WHERE C1 = 1; zal alle kolomen ophalen en alle rijen waarvan de waarde van de kolom C1 gelijk is aan '1' — in relationele algebra heet dit een selectie.