Select (SQL)
Uiterlijk
Een SELECT
-opdracht in SQL geeft een verzameling rijen of records terug uit één of meer tabellen van een databank.
Het resultaat van een SELECT
-opdracht is dus een nieuwe (zij het virtuele, d.w.z. niet fysisch opgeslagen) tabel.
De opdracht wordt gebruikt om een query uit te voeren die nul of meer rijen ophaalt door data uit één of meer tabellen van een databank te raadplegen en mogelijk te converteren of zelfs samen te vatten. In de meeste toepassingen is SELECT
het meest gebruikte Data Manipulation Language-commando (DML) van SQL.
Bij SELECT
kan je meestal de volgende sleutelwoorden gebruiken:
FROM
– het enige syntactisch verplichte sleutelwoord; om aan te geven welke tabel of tabellen ondervraagd wordt/worden.WHERE
– gebruikt om op te geven welke rijen moeten worden opgehaald door middel van één of meerdere criteria.GROUP BY
– gebruikt om rijen (met dezelfde waarde in de opgegeven expressie) samen te brengen in een kleinere groep rijen.HAVING
– gebruikt samen metGROUP BY
om te bepalen welke groepen opgehaald moeten worden.ORDER BY
– gebruikt om de expressie(s) op te geven op basis waarvan de resultaatgegevens gesorteerd moeten worden.INTO
– gebruikt om de rijen te kopiëren naar een nieuw aan te maken tabel of naar één of meerdere variabelen.