Naar inhoud springen

Ruitpython

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door JAnDbot (overleg | bijdragen) op 18 jan 2008 om 11:12. (robot Anders: en:Morelia spilota variegata)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Ruitpython
Ruitpython
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Squamata (Schubreptielen)
Onderorde:Serpentes (Slangen)
Familie:Boa's
Geslacht:Morelia
Soort
Morelia spilota
Lacépède, 1804
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Ruitpython op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De ruitpython (Morelia spilota), ook wel tapijtpython genoemd, is een grote python-soort uit de slangenfamilie Boidae. De naam ruitpython wordt ook wel specifiek voor de ondersoort Morelia spilota cheynei gebruikt.

Algemeen

Deze slang komt voor in Australië en Nieuw-Guinea, en leeft in bossen, struikgewas en ook de dichte rimboe, deze soort komt nog algemeen voor. Het voedsel bestaat uit hagedissen, muizen, konijnen en andere kleine zoogdieren, maar ook wel vogels. Het is een nachtactieve soort die zich overdag opgerold in een boom schuilhoudt en bij de schemering op jacht gaat. Het habitat bestaat uit loofbossen, tropische bossen, woestijnen, graslanden, de slang kan goed klimmen maar leeft veel op de grond. Zoals alle pythons is deze soort niet giftig omdat het een wurgslang is. De ruitpython kan echter wel een gevaar opleveren voor lokale huisdieren, maar mensen en kinderen worden met rust gelaten, hoewel de slang gemeen kan bijten.

Beschrijving

De maximale lengte is 4 meter, veel exemplaren blijven echter kleiner. De naam komt van de vlekken die de dieren hebben, meestal bruin met een lichtere omzoming op een beige achtergrond, maar er zijn veel kleurvariaties en zeker bij ondersoorten. Er komen ook melanische exemplaren voor die geheel zwart zijn met enkele witte vlekken.

Voortplanting

Vrouwtjes produceren legsels van maximaal 50 eieren, die ze afzetten in rottende planten of holle boomstronken. Ze wikkelen zich om de eieren en beschermen die tot ze uitkomen.

Ondersoorten

Er zijn zes ondersoorten die allemaal een andere Nederlandse naam hebben, enkele voorbeelden;


[bron?]